Volgzaam was ik nooit, maar op die zomerdag liet ik me aan je hand meevoeren naar een onbekende bestemming.
Ik herinner me het dijkhuisje en het uitzicht op zee. We knielden. De zachtheid van jouw lichaam vóór me en zijn mannenwarmte in mijn rug vormden een cocon van begeerte waaruit ik niet kon en niet wilde ontsnappen. Voor het eerst proefde ik de lippen van een vrouw. Vier ervaren handen ontdeden me met geveinsd geduld van mijn kleding. Ik zag geilheid in je ogen toen je je vingertoppen over mijn tintelende huid liet glijden, langs mijn hals, omlaag, naar mijn borsten, neerwaarts, naar mijn buik, mijn dijen en – eindelijk- tussen mijn benen. Je ogen glinsterden toen je mijn lipjes spreidde en je het bewijs vond waar je zo naar had verlangd.
“Wat ben je nat,” fluisterde je.
De sporen die je met jouw vingers en mijn vocht over mijn wang trok wiste hij met zijn tong onmiddellijk weer uit, alsof hij wilde onderstrepen dat dit pad alleen voor ons was bestemd. Jij leunde achterover en spreidde je benen. Je ogen hielden me vast toen je me liet me zien hoe je jezelf vingerde. Zijn hand in mijn haar dwong me voorover, dichtbij je. Jouw lust was de mijne geworden; ik wilde je ruiken, proeven, drinken. Dat mocht ik pas na je verlossende woorden.
“Neuk haar. Neuk haar voor mij.”

Op de dijk waait mijn gedachte aan jou op, als een zomerjurk. Je kijkt.
Wenkt me, terwijl je jouw jurk bedwingt.

(Inzending voor ronde 4 van de EWA-schrijfmarathon)